Death Road, het Titicacameer en adios Bolivia

4 december 2016 - Copacabana, Bolivia

Vorige week woensdag hebben we (voor de zoveelste keer) weer iets heel vets gedaan: het fietsen van de Death Road. Dit is een weg in de buurt van La Paz, die gemiddeld minder dan 3 meter breed is, en onverhard. Daar komt bij dat het begin op 4400 meter hoogte is, en het einde van de weg op 1200 meter: een flinke afdaling dus, van een totale lengte van zo'n 40 kilometer. De weg dankt zijn naam aan het feit dat hier tot begin van deze eeuw gewoon auto's, bussen en vrachtwagens (!!) reden, beide kanten op, en dat ze elkaar dan moesten passeren terwijl er praktisch geen vangrails zijn en de afgrond soms honderden meters recht naar beneden gaat. Dit resulteerde erin dat er gemiddeld gezien elke twee weken een voertuig de afgrond in donderde, waardoor er uiteindelijk besloten is om een nieuwe, veiligere weg te gaan bouwen. Sinds die weg in gebruik is genomen, rijdt er bijna niemand meer over de oude, veel gevaarlijkere weg. Omdat de weg zonder andere voertuigen natuurlijk alsnog geen kattenpis is, kregen we speciale pakken aangemeten (tegen de kou, de mist en eventuele valproblematiek), inclusief integraalhelm (zo'n geval mét stuk voor je onderkaak langs, waardoor het eten van bijvoorbeeld een banaan opeens een enorme uitdaging wordt haha). Toen zagen we er opeens uit als drie vrouwelijke Max Verstappens, en voelden we ons ontzettend stoer en ook wel een klein beetje gespannen. Voordat we de echte Death Road gingen betreden, oefenden we eerst een stukje van 20 kilometer met gewoon afdalen op een asfaltweg. Zo konden we een beetje wennen aan onze superprofessionele mountainbikes met voor- en achtervering (zelfs de grootste keien voelden maar als kleine kiezeltjes, heerlijk!). Dit ging voor ons natuurlijk van een leien dakje, omdat we zo gewend zijn aan fietsen. En eenmaal op de Death Road bleek het eigenlijk allemaal ook heel erg mee te vallen. Af en toe was het even spannend, vooral in bochten als je vrij veel snelheid had en de keien wel heeeeel groot werden en je snel je pad moest kiezen, maar verder was het redelijk ontspannen afdalen. Af en toe moesten we ook onder een waterval doorfietsen, cool!! Ondanks de goede vering werden we wel enorm door elkaar geschud en moesten we goed op blijven letten dat we ons stuur en onze remmen goed vasthielden, maar ik heb geen moment gedacht dat ik het toch wel erg spannend begon te vinden (in tegenstelling tot de vulkaan van Pucon, haha). Het werd gedurende de afdaling wel steeds warmer, dus toen we beneden waren, waren we enorm blij dat we onze warme en bezwete pakken uit mochten doen. En daarna werden we nog vrolijker, want we mochten een uurtje gaan zwemmen bij een zwembad van een hotel in de buurt! Heerlijk, en toch wel een welverdiende ontspanning. Vrijdag hebben we La Paz weer verlaten, en zijn we onderweg gegaan naar Copacabana! Neeeee, niet in Brazilië, er is dus nóg een Copacabana, een dorpje aan de zuidelijke rand van het Titicacameer, vlakbij de grens met Peru. De tocht hierheen was weer een bijzondere, op een gegeven moment moesten we namelijk een deel van het meer oversteken met de hele touringcar en al, en ze hebben in Bolivia nog niet echt gehoord van goeie veerponten of iets dergelijks. Het ging dus als volgt: iedereen moest de bus uit, vervolgens reed de bus een soort plat groot vlot op met een motortje eraan bevestigd, en werd bus op het vlot naar de overkant van het water toe gevaren. Ondertussen moesten wij met zijn allen op een gewoon bootje gaan zitten, en werden wij op die manier naar de overkant toe getuft. Hilarisch om dan een paar meter verderop de grote touringcar op een paar plankjes te zien drijven! Zie de foto's voor een illustratie hiervan haha. Verder hadden we tijdens de busrit af en toe de prachtigste uitzichten over het Titicacameer. Man, wat is dat meer enorm!! Het is eigenlijk meer (haha) een zee, alleen dan gewoon zoet. En verder is het natuurlijk erg bijzonder dat het zo hoog ligt (op 3800 ongeveer). En dat er eilandjes zijn! Want dat was ons plan voor zaterdag: 's ochtends vroeg de boot nemen vanaf Copacabana naar Isla del Sol, en daar dan een nachtje slapen! En zo geschiedde. Zaterdagochtend om half 9 zaten wij met onze slaperige koppies op de boot naar Isla del Sol. Je kunt in het noorden of in het zuiden van het eiland aanmeren, en dan van de ene kant naar de andere kant lopen, of een rondje maken. Ons plan was om op zuid uit te stappen in Yumani, daar een slaapplek te zoeken en onze slaapspullen te droppen (onze grote backpacks hadden we in een hostel in Copacabana gelaten), om vervolgens een rondje eiland te gaan lopen! We vonden een veel te hoog geprijsde driepersoonskamer in een hostel, en besloten die te nemen. De kamer had volgens de hostelmevrouw WiFi (helaas niet waar), warm water (nope, ijskoud), prachtig uitzicht (dat was zeker waar!) en een inbegrepen ontbijt (helaas... niet waar). Maar dat mocht de pret niet drukken, en dus gingen we op pad! We begonnen meteen met een gigantische klim, eerst een gigantisch lange trap op en daarna nog een gigantisch lange steil omhoog hellende weg. De toon was dus meteen gezet, haha. We kregen ook een kaart mee, maar aangezien er nergens op de weg bordjes of andere informatiepunten stonden, en zelfs straatnamen ontbraken (voor zover er straten waren), hadden we daar toch vrij weinig aan. Gelukkig houden we alledrie niet van opgeven, en stapten we vrolijk door na de zoveelste keer letterlijk het spoor bijster te zijn geweest. Uiteindelijk vonden we het juiste pad, en onze omweg had ons alleen maar schattige alpaca's en schapen en ezels bezorgd, dus dat was eigenlijk alleen maar leuk! We hadden daar alleen wel zoveel tijd mee verloren, dat we na drie uur lopen nog niet op de helft waren (wat we wel hadden moeten zijn). Ondertussen begon het in de verte te onweren, wat we ook niet echt prettig vonden. Op een gegeven moment besloten we dus niet meer de grote lus van ons rondje te maken, maar een tussendoorsteekweggetje te nemen dat op de kaart stond. Helaas bleek dit weggetje niet te bestaan, en na enig wikken en wegen besloten we toch maar om om te keren. Dit was maar goed ook, want we kwamen helemaal kapot aan bij het hostel, we hadden namelijk 7 uur gelopen over nogal heuvelachtig onverhard terrein met allerlei stenen en keien van verschillende groottes. Het was inmiddels ook al bijna donker, dus tijd om wat te eten! Het bleek ook megakoud te zijn op onze kamer, en dus schoven we snel een pizza'tje naar binnen in het hostelrestaurantje, en gingen we toen snel onder de wol. Ons bed was namelijk de enige die ons warm kon krijgen, met zijn dubbele fleecedeken, donsdeken en twee lakens. Daarnaast hadden we ook praktisch alle kleding aan die we mee hadden genomen naar het eiland, dus uiteindelijk warmden we wel lekker snel weer op en zijn we legendarisch vroeg (voor 21u) in slaap gevallen. We hadden ook nog een bijnaam bedacht voor het eiland, namelijk boerdereiland, omdat er zo veel verschillende boerderijdieren rondliepen! Ezels, paarden, kippen, schapen, varkens, alpaca's, lama's, alles is voorbijgekomen! Inmiddels is het zondagavond, en zitten we in de bus naar Cusco, Peru! We zijn net de grens gepasseerd, en geloof het of niet, maar sinds dat moment hebben we WiFi! Dus ik kan lekker rustig dit verhaaltje typen met mijn telefoon en het dan gewoon op internet zetten. Als het goed is komen we morgenvroeg aan in Cusco, en we hebben geregeld dat we vroeg in ons hostel terecht kunnen, dus dat is fijn. We gaan dan eens even uitzoeken op wat voor manieren we allemaal naar de Machu Picchu kunnen en willen, en een planning maken voor de laatste twee weken die morgen al aan zullen breken! Nog even een paar dingen over Bolivia (we zijn het land nu uit, dus ik mag ongestoord roddelen haha). Allereerst is er, zoals jullie vast hebben meegekregen, een heel erg watertekort in Bolivia (vooral rondom La Paz). Het hoort er nu namelijk regenseizoen te zijn, maar die regen blijft een beetje achter, hoewel wij in La Paz toch wel wat buien hebben gezien. Het bijzondere is echter hoe verschillend de bevolking hiermee omgaat (en hoe niet-solidair ik ze met elkaar vind). Zo hebben we veel mensen zien protesteren, zelfs basisschoolkindjes die verkleed als regendruppel (!) de straat op gingen. Tegelijkertijd stond er in het hostel waar we zaten in La Paz een bordje over het watertekort met daarop de vraag of je je douchebeurt wilde beperken tot maximaal 10 minuten, wat wij alledrie toch wel heel erg lang vonden. En, nog erger (hier heb ik me enorm over zitten opwinden), toen we in Samaipata waren, was er een plantsoenmeneertje die het HELE park ging sproeien (dat park was denk ik zo'n 20x20m groot). En dan niet elk boompje even een scheutje, nee, elke grasspriet kreeg een douche van 10 minuten, het leek het hostel in La Paz wel! Ik vond het ongelooflijk. Maar, nu moet ik wel zeggen dat dit wel een hele andere regio was, ook wel droog maar blijkbaar toch nog met genoeg water. Alleen dacht ik: ga dan met tankwagens vol water naar La Paz rijden!!!! Maar dat zal wel teveel moeite zijn geweest, ofzo... gekke Bolivianen... Daarnaast vragen de Bolivianen voor alles geld. Nu is het natuurlijk niet zo'n welvarend land, en gaat het om kleine bedragen, maar toch is het wonderlijk om te zien. Als je bijvoorbeeld ergens de bus neemt, moet je tax betalen voor het gebruiken van de busterminal, 2 Bolivianos (kost geen klap, reken maar uit, 1 euro = ongeveer 7 Bolivianos). Als je het middelste deel van Isla del Sol oploopt, moet je tax betalen, 15 Bolivianos, etc. Erg bijzonder, en het is dus erg handig om altijd en overal wat kleingeld bij je te hebben. Verder lopen de Boliviaanse vrouwen in typische klederdracht: felgekleurde kleding, gigantische rokken (geplooid tot de enkels), vaak een doek op de rug met daarin eten, verkoopwaar of een of meerdere kinderen, en twee enorm lange vlechten op de rug met een touwtje ertussen waar weer versiering aan hangt. En vergeet het bolhoedje niet, waarvan de rand leunt op de bovenkant van het hoofd (let op: hij wordt dus niet een beetje naar beneden over het hoofd heen getrokken). Fantastisch gezicht, en tegelijkertijd zo onpraktisch als het maar kan. En tsja, het vervoer en de wegen tot slot, niet echt om over naar huis te schrijven, maar ik doe het lekker toch. Ik had al verteld over het aardappelincident tussen Sucre en Samaipata, dat ons deed besluiten om het vliegtuig te nemen voor het volgende deel van onze reis. Deze weg was zeker geen uitzondering, het komt hier regelmatig voor dat er geen vangrails zijn op plekken waar ik die wel zou hebben geplaatst, of dat er (zelfs op de beste wegen) opeens een flink stuk van de weg onverhard is, met de diepste kuilen en grootste stenen. Een van de vele dingen die ons doet beseffen hoe goed we het eigenlijk voor mekaar hebben in Nederland. (Overigens pakte ons besluit om het vliegtuig te nemen ook wat spannender uit, toen we hoorden van het Braziliaanse voetbalteam dat diezelfde dag van hetzelfde vliegveld was opgestegen maar de eindbestemming niet had gehaald... Wat een ramp, en voor ons kwam het opeens wel even dichtbij) Nu ga ik zometeen proberen mijn oogjes dicht te doen in de bus! Ik hoop dat ik met een beetje een gerust hart kan slapen vannacht, aangezien Irene en ik naast elkaar bovenin op de voorste stoelen van een dubbeldekkerbus zitten, en er achter de vooruit een flinke laag water staat die bij elke bocht heen en weer klotst (het zal ook nooit eens gaan zoals we gewend zijn hahaha, lang leve NL)! Welterusten!

Foto’s